Verordening fysieke leefomgeving (VFLO)

De Verordening fysieke leefomgeving (VFLO), is opgesteld om alle regels uit plaatselijke verordeningen die gaan over de fysieke leefomgeving op één plaats te bundelen. Dit heeft de gemeente gedaan vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet die van ons vraagt om al die regels op te nemen in het omgevingsplan.

In Zuidplas stonden deze regels verspreid over een aantal lokale verordeningen, zoals Algemene plaatselijke verordening, marktverordening, e.a. Deze tussenstap stelt inwoners, bedrijven en medewerkers in staat om op één plek en dus sneller op te zoeken welke regels voor de fysieke leefomgeving gelden. Regels die gaan over de openbare orde en veiligheid vallen hier niet onder en zijn in de 'Algemene plaatselijke verordening (APV)' gebleven. 

Hieronder een selectie van onderwerpen uit de Verordening fysieke leefomgeving Zuidplas. Voor de complete wettelijk vastgestelde Verordening fysieke leefomgeving kijkt u op www.zoekdienst.overheid.nl.

Doel Verordening fysieke leefomgeving (artikel 1.3 VFLO)

  1. Het doel van deze verordening is het samenbrengen van regels over de fysieke leefomgeving vanuit diverse gemeentelijke verordeningen in één verordening
  2. Binnen het toepassingsbereik van deze verordening is het doel van de regels:
    • een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit
    • een doelmatig beheer en gebruik van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Maken, veranderen van een uitweg (artikel 3.23 VFLO)

  1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college:
    • een uitweg te maken naar de weg;
    • van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
    • verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;
    • het gebruik van een uitweg te veranderen.
  2. De omgevingsvergunning kan, in aanvulling op artikel 6.6, worden geweigerd in het belang van:
    • de bruikbaarheid van de weg;
    • het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
    • de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
    • de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
  3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Waterschapsverordening, of de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Incidentele festiviteit (artikel 3.79 VFLO)

  1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden in het bebouwde gedeelte van de inrichting, waarvan ten hoogste 4 maal inclusief de buitenruimte, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.80 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld;
  2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Hierbij geldt dat uiterlijk in 00.00 uur op zondag tot en met donderdag of 1.00 uur op vrijdag en zaterdag de lichten moeten zijn gedoofd;
  3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving;
  4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats die op dat formulier is vermeld;
  5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat;
  6. De equivalente geluidsniveaus LAeq en LCeq veroorzaakt door de inrichting, bedragen niet meer dan 65 dB(A) en 80 dB(C) in de dagperiode, 60 dB(A) en 75 dB(C) in de avondperiode en 55 dB(A) en 70 dB(C) in de nachtperiode, gemeten op de gevel van gevoelige gebouw op een hoogte van 1,5 meter;
  7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het, in het bebouwde gedeelte van de inrichting, ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit – uiterlijk 00.00 uur op zondag tot en met donderdag en 1.00 uur op vrijdag en zaterdag beëindigd;
  8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het, op het buitenterrein van de inrichting, ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit – uiterlijk om 00.00 uur beëindigd;
  9. De geluidswaarden als bedoeld in het zesde lid zijn inclusief onversterkte muziek. De toeslag voor muziekgeluid van 10 dB(A) en de bedrijfsduurcorrectie wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
  10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid in het bebouwde gedeelte van de inrichting blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Geluidhinder door geluidsapparaat, machine of handelingen in de openlucht (artikel 3.81 VFLO)

  1. Het is verboden buiten een inrichting toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt;
  2. Het college kan voor het afwijken van het verbod een omgevingsvergunning verlenen;
  3. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Omgevingsverordening Zuid-Holland;
  4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op dit artikel.